Nog even in het algemeen, wat is immateriële schade? Dat is schade die veroorzaakt wordt door verdriet, smart of geestelijk gemis. Deze schade is (in tegenstelling tot materiële schade) niet direct in geld uit te drukken. De vergoeding die wordt uitgekeerd om immateriële schade te vergoeden heet smartengeld.
Immateriële schadevergoeding wordt uitgekeerd om de belanghebbende te compenseren voor de spanning en de frustratie gedurende het uitblijven van duidelijkheid. In de basis kan een belanghebbende aanspraak maken op ISV op het moment dat de gehele procedure van bezwaar en beroep langer duurt dan de daarvoor gestelde redelijke termijn van 2 jaar na het indienen van het bezwaarschrift.
Deze vergoeding wordt veelal vastgesteld op € 500,00 per half jaar overschrijding van de redelijke termijn. Inmiddels is duidelijk dat de hoogte van het financiële belang van invloed kan zijn op het al dan niet toekennen van de ISV (HR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:965).
Zoals zojuist al even aangehaald wordt de ISV veelal vastgesteld op €500.00 per half jaar termijn overschrijding.
Onlangs hebben we in diverse uitspraken gezien dat dit bedrag niet vaststaat. Zo is in de uitspraak van 21 december 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:5547) zeer duidelijk omschreven waarom de rechter afwijkt van het (inmiddels toch wel gestandaardiseerde) bedrag van € 500.-. In dit geval oordeelde de rechtbank, dat er binnen de ruimte die de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten dan de Mens (EHRM) daarvoor biedt, door de Nederlandse bestuursrechter gedifferentieerd moet worden bij de toekenning van een schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn.
In deze uitspraak is een rekenvoorbeeld opgenomen van de financiële schade die een belanghebbende oploopt in een WOZ procedure. Het verschil in te betalen belastingen tussen de WOZ-waarde zoals genoemd in de aanslag en de door gemachtigde voorgestelde WOZ-waarde zou uitkomen op een bedrag van € 115.- over belastingjaar 2020 en € 125.- over belastingjaar 2019. Rechtvaardigt dit financiële risico een ISV van € 500.- per half jaar? De rechter vindt hier dus van niet. Leest u hier vooral punt 34 van de uitspraak. Binnen de WOZ gaat het om een éénmalige belastingaanslag die niet doorwerkt in de toekomst. De WOZ-waarde wordt immers ieder kalenderjaar opnieuw vastgesteld, waarna daartegen ieder jaar rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.
Daarnaast is onlangs een uitspraak gepubliceerd (20 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3552) waarin de rechter tot de conclusie kwam, dat ook in dit geval weliswaar sprake was van overschrijding van de redelijke termijn van 2 jaar na het indienen van het bezwaarschrift maar, dat er toch geen €500.- per half jaaroverschrijding werd uitgekeerd.
In deze zaak het volgende:
Vanwege het feit dat eiseres een vennootschap is en de zaak enkel van financiële aard is, vindt de rechtbank dat de spanning en stress die de belanghebbende kan ervaren van een relatief gering belang is. Het financiële belang is dan weliswaar redelijk groot maar vennootschappen hebben vaker te maken met dergelijke financiële belangen. Dit financiële belang zou bij particulieren voor meer stress en spanning zorgen dan bij betrokken eiseres. De rechtbank stelt een schadevergoeding van €50.- per half jaar vast. Ook in dit geval dus slechts een 10e van hetgeen gebruikelijk is.
Over proceskostenvergoeding in het algemeen is onlangs in een niet WOZ gerelateerde zaak het volgende geschreven: ”De kantonrechter kan niet aan de samenleving uitleggen dat gemachtigde bijna €1.300,00 aan proceskostenvergoeding ontvangt terwijl zijn inspanningen in de zaak gering zijn.” (20 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3370)
Veelal worden beroepszaken door een gemachtigde gevoerd. In de machtiging staat standaard omschreven dat de gemachtigde de vergoeding van de immateriële schade en de vergoeding van de materiële schade, de proceskostenvergoeding, de verbeurde dwangsommen en/of het griffierecht voor hem/haar op rekening van gevolmachtigde wordt uitgekeerd.
In een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2023:454) heeft de rechter bepaald dat de vergoeding van de ISV toekomt aan eiser:
“De immateriële schade die bij overschrijding van de redelijke termijn voor vergoeding in aanmerking komt, is gelegen in de spanning en frustratie die een belastingplichtige ondervindt als gevolg van het geschil tussen hem en de heffingsambtenaar. Gerechtigd tot deze vergoeding is de belastingplichtige zelf (dus eiser). Dit brengt de rechtbank ertoe te bepalen dat de vergoeding dient te worden uitbetaald aan eiser zelf.” “De rechtbank voegt hieraan toe dat de omstandigheid dat in de algemene voorwaarden is vastgelegd dat de vergoeding van immateriële schade toekomt aan de gemachtigde, kan leiden tot het bestaan van bijzondere omstandigheden die aanleiding vormen om te twijfelen aan de aanwezigheid van (de in beginsel veronderstelde) spanning en frustratie.”
Het lijkt erop dat de financiële prikkel voor een gemachtigde om een beroepszaak te starten met deze uitspraak iets kan worden beperkt.
En wat nou als een gemachtigde aanstuurt op het verlengen van het hele proces zodat een uitspraak binnen de redelijke termijn niet plaats kán vinden? Ook hier heeft de rechter inmiddels iets van gevonden.
In de uitspraak van 31 maart 2023 (ECLI:NL:RBOBR:2023:1483) gaat het om de WOZ-waarde van een woning voor belastingjaar 2020 naar waardepeildatum 1-1-2019. De heffingsambtenaar heeft een uitspraak op bezwaar gedaan op 8 januari 2021. Dit is natuurlijk iets aan de late kant maar doordat er een hoorzitting was gepland op 11 augustus 2020 en eiser deze zaak niet wilde behandelen is de hoorzitting pas op 23 december 2020 gehouden. In de beroepsfase heeft de rechtbank diverse malen een vooraankondiging gedaan van een zittingsdatum. Hier is door gemachtigde circa 7 maal om uitstel gevraagd. Bij de geplande zittingsdagen was door de rechtbank rekening gehouden met data die door gemachtigde als verhinderdata waren aangemerkt. Gemachtigde bleef desondanks meerdere keren om uitstel vragen.
De rechtbank komt in dit verhaal tot het oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in bepalende mate aan het procesgedrag van eiser(s gemachtigde) is te wijten. En daarmee wijst de rechtbank het verzoek om immateriële schade af.
Wat deze uitspraken gaat brengen binnen het systeem van toekennen van proceskostenvergoeding blijft de komende tijd nog onzeker. Wordt de hoogte van de vergoeding afhankelijk van de ingezette uren van een gemachtigde? Worden de tarieven verlaagd?
Wat deze uitspraken ons leren is dat, met goed onderbouwde argumenten, het mogelijk is om niet te berusten in het feit dat er altijd maar een volledige schadevergoeding uitgekeerd hoeft te worden. Daarbij geldt het advies om nog meer dan voorheen alle communicatie met de (gemachtigde van de) belanghebbende goed te documenteren en telkens goed te blijven voldoen aan de kaders van een goede communicatie. Op die manier dekt u de eigen processen af en borgt u de bewijsvoering tijdens de gang naar de rechter.
De ISV kan dus een minder grote kostenpost voor de gemeenten en de staat worden. Belangrijker is misschien nog wel dat een professioneel bezwaarmaker ook gaat afwegen of de gang naar de rechter financieel wel uit kan, aangezien de ISV voornamelijk aan gemachtigde word/werd uitgekeerd op basis van de machtiging. Zoals te lezen in de uitspraak is de rechtbank welwillend om met verzoeken vanuit de gemeente mee te bewegen.
| Telefoon: 088-8883000E-mail: info@thorbecke.nlVolg ons via |